Het FOD Financiën heeft vandaag een nieuwe omzendbrief verspreid die de terugbetaling voor laadkosten terugbetaald. Hierdoor wordt de berekening voor wie zijn elektrische bedrijfswagen thuis oplaadt een stuk eenvoudiger. Werknemers moeten voortaan niet langer de werkelijke kost bewijzen, maar worden nu vergoed volgens een forfaitair bedrag.
Foto © Easee
Wie afgelopen jaar zijn elektrische bedrijfswagen thuis wou opladen, had vaak te maken met een hele rompslomp. Zo moest werknemers van de fiscus bewijzen hoeveel een laadbeurt nu exact kost. Daarbij moet rekening gehouden worden met heel wat parameters zoals een vast- of dynamisch energiecontract, prijsaanpassingen doorheen het jaar, de opgewekte elektriciteit via de zonnepanelen… Een ware nachtmerrie dus voor iedereen die bij deze berekening betrokken is. Daarom werkten veel bedrijven in de praktijk al met een forfaitaire kost, wat eigenlijk niet mocht.
Een tijdelijke goedkeuring
Onze uittredend minister van Financiën Vincent Van Peteghem is zich bewust van dit probleem en heeft daarom een omzendbrief gepubliceerd op de website van het FOD. De regering laat nu toe, hetzij tijdelijk, dat bedrijven inderdaad met een forfaitair tarief kunnen werken. Op die manier wordt de administratie een stuk eenvoudiger. Wel dient de werkelijke kost nog steeds bewezen te worden. Bedrijven zullen nu een nieuwe berekening mogen gebruiken voor de berekening voor de vergoeding van werknemers die hun elektrische bedrijfswagen thuis opladen.
Vanaf 1 januari 2025 wordt er een vast bedrag per kWh gebruikt. Dat bedrag wordt op zijn beurt weer berekend aan de hand van de tabellen met gemiddelde stroomprijzen per regio die de federale energieregulator CREG publiceert. Hierbij wordt er dus gekeken of een werknemer in Vlaanderen, Brussels of Wallonië woont. Om het bedrag voor het eerste kwartaal van 2025 te berekenen, worden de maanden augustus, september en oktober van dit jaar als basis gebruikt. Zo zullen werknemers in Vlaanderen 0,2822 €/kWh ontvangen. In Brussel en Wallonië is dat respectievelijk 0,3294 €/kWh en 0,3256 €/kWh. Let wel, het gaat hier over maximumbedragen. Werkgevers kunnen er nog steeds voor kiezen om minder te geven.
Werkelijk verbruik bewijzen
Bij de invoering van het nieuwe systeem geldt wel dat werknemers nog steeds het werkelijke stroomverbruik voor hun laadbeurt moeten bewijzen. Dat kan ofwel wie een laadpaal waar je de nodige statistieken uit kunt halen, of via een ‘slimme kabel’ die het stroomverbruik registreert. Wie deze moet financieren laat minister Van Peteghem in het midden. De nieuwe maatregel geld tot en met 31 december 2025. Wat er daarna zal gebeuren is nog niet zeker. Of een eventuele verlengingen er komt, zal afhangen van de nieuwe regering, ervan uitgaand dat we tegen eind volgend jaar toch een nieuw bestuur hebben.